Twee interessante posts die me weer aan het denken zetten en verleiden er meer in detail op te reageren. Ik weet niet zo goed of dit het juiste topic is. Trachtte net even naar "Filosofie" te gaan maar dat zou wellicht wat schaamteloze ijdelheid zijn, aangezien ik hier niet pretendeer te doen aan een ingewikkelde brainstorm. Slechts wat hersenspinsels die in mij opkomen, ook in het licht van een uiterst obligate "ESG" sessie gisteravond, tijdens een alumni-event van mijn vorige werkgever Bain&Co.
Maar vooral de zin "de sociaal democratie, hetgeen voor mij persoonlijk een bron van inspiratie was, wordt steeds meer de plek waar corrupte lobbyisten zich nestelen" en jouw omschrijving van populisme anno 2023 zijn voor mij raak. Weemoedig tegelijk. Om even e.e.a. weer op een rijtje te zetten - niet dat er veel nieuws tussen staat, maar om de context helder te krijgen:
Gedurende het grootste deel van de afgelopen 40-50 jaar was de hamvraag binnen de westerse politiek volgens mij als volgt: welk deel van de ongelijkheid in de samenleving wordt als eerlijk en aanvaardbaar beschouwd, en, omgekeerd, welk deel wordt als oneerlijk beschouwd en moet worden gecorrigeerd door overheidsingrijpen en herverdeling van de rijkdom? Twee kampen hebben getracht deze vraag te beantwoorden. Om het omwille van de discussie even sterk te vereenvoudigen zou je de stelling kunnen poneren dat linkse politici hebben beweerd dat ongelijkheden oneerlijk zijn omdat de samenleving er grotendeels verantwoordelijk voor is; rechtse politici hebben betoogd dat ongelijkheden eerlijk zijn omdat ze in de eerste plaats het resultaat zijn van een meritocratisch systeem. Ik heb het hier uiteraard over wat traditioneel wordt beschouwd als "links" en "rechts"; tegenwoordig is alles zo versplinterd en vermengd, dat je daar eigenlijk niet meer van kunt spreken.
Anyway, ik durf te beweren dat ondanks deze diametraal tegenovergestelde standpunten beide partijen door de bank genomen een gemeenschappelijk doel hadden: rechtvaardigheid. Door politieke cycli heen hebben de debatten geleid tot enige compromisbereidheid in de richting van een evenwichtig sociaal-economisch kader toen de wereld overging in de neoliberale orde die in de jaren tachtig ontstond. Om een belangrijk gevolg te duiden heb ik in het verleden met bewondering o.a. Gary Gerstle, een Amerikaanse historicus, gelezen, die een interessant proces beschreef over een fenomeen waarbij gelijktijdig met het neoliberalisme twee verschillende culturele stromingen opkwamen, elk met een eigen moreel kompas: "Neo-Victorianisme" (zelfredzaamheid, traditionele gezinnen en een kritische, onafhankelijke houding tov religie en politiek) en Cosmopolitanisme (vrijheid van voorgeschreven sociale rollen en een steeds globaler wordende identiteit). Gerstle merkte op dat deze twee stromingen beide voortkwamen uit en steunden op het neoliberalisme en zijn marktgerichte globaliseringstendens. Deze verenigende dynamiek droeg bij aan een stabiele sociale, economische en politieke omgeving; het valt niet te ontkennen dat de afgelopen decennia relatief gezien eigenlijk ongekende sociaal-economische rust hebben gekend.
Maar door een wig te drijven tussen de lage/middelhoge arbeidersklasse en de professioneel opgeleide managers, ondernemers en intellectuelen, creëerden verschillende crises (met als meest impactvolle in negatieve zin de financiele crisis van 2008) een nieuwe bron van onrechtvaardigheid en wankelt het neoliberalisme al een tijdje steeds heviger. Juist vanwege die vrijheden die het neoliberalisme heeft gegeven. Je zou kunnen beargumenteren dat die crises onvermijdelijk waren; als je denkt in cycli, of die nu politiek, economisch of sociaal van aard zijn, dan kent elke periode van relatieve rust en welvaart een kantelpunt waar het geheel begint te roesten en een keer negatief escaleert. Maar belangrijker nog; die wig leidde er ook toe dat klassenverschillen en de hierboven beschreven culturele kloof elkaar overlapten. Door deze ontwikkeling kon cultuur de politiek binnendringen en kapen, waardoor het traditionele links-rechts construct werd doorbroken. Als gevolg daarvan valt het me op - of dat is in elk geval mijn beleving van de gang van zaken - dat vrijwel alle culturele aspecten van het leven steeds meer worden gepolitiseerd, inclusief voedsel, vervoerswijzen, het dragen van Covid-maskers, gender/seksualiteit en wetenschap.
In tegenstelling tot eerlijkheid of rechtvaardigheid is cultuur compromisloos en vatbaar voor populisme. In een ander boek, The Dawn of Everything (absolute aanrader) las ik voor het eerst over het fenomeen 'schismogenese'. Het verklaart hoe elke sociale groep zichzelf cultureel definieert door oppositie tegen anderen in een zichzelf versterkende "loop" die leidt tot diepe verdeeldheid. Het politieke debat convergeert niet langer naar een evenwicht. In plaats daarvan voedt wat nu "identiteitspolitiek" wordt genoemd de divergentie, dwz geloofspolarisatie, met feiten die worden verdraaid om bij tegengestelde verhalen te passen. Beetje Captain Obvious hier, maar natuurlijk gevaarlijk voor elke democratie.
En binnen elke "civil society" heeft naast de politiek en de burgergemeenschap het bedrijfsleven een rol. Je ziet het ook steeds meer bij bedrijven; vandaar mijn eerdere referentie aan dat alumni-event van gisteren waarbij "ESG" (whatever dat nog means tegenwoordig) centraal stond. Zoals alles worden bedrijven, die tot nu toe politiek pragmatisch waren, steeds meer gepolitiseerd op basis van hun duurzaamheidsprofiel. Als je dat in het extreme trekt en deze trend aanhoudt, zullen "Neo-Victoriaanse" bedrijven uiteindelijk uitsluitend zaken doen met "Neo-Victoriaanse" leveranciers en zich richten op "Neo-Victoriaanse" klanten, gesteund door "Neo-Victoriaanse werknemers" en gefinancierd door "Neo-Victoriaanse" investeerders. Een soortgelijke politiek-culturele afstemming zou natuurlijk plaatsvinden aan de kosmopolitische kant. Het bedrijfsleven en de financiële markten zouden uiteindelijk uiteenvallen in twee groepen die strijden om sociale en economische hegemonie.
Aangezien het bereiken van duurzaamheid vanuit een ecologisch en sociaal perspectief eenheid vereist, zou deze evolutie dramatisch negatieve gevolgen hebben. Er is wat mij betreft dan maar één uitweg. Bedrijven moeten werken aan het depolitiseren van ESG. Dat kunnen ze doen door de integratie van ESG strikt te presenteren als een inspanning om concurrentievoordelen op te bouwen en economische waarde op lange termijn te creëren. Op die manier zou duurzaamheid de nieuwe plaats van convergentie kunnen worden. Misschien is het dan toch nog niet te laat. En dat doet me ook weer denken aan jouw post over de EU en de lobby-uitwassen; zolang onze belangrijkste instituties een totaal gebrek aan "ESG"-bewustzijn tentoon blijven stellen zoals eigenlijk al veel te lang gaande is, is dit tijdperk van relatieve rust gedoemd te eindigen binnen nu en X jaar.
Enfin, realiseer me dat ik het PSV-forum nu weer ouderwets gebruik als kladblok voor mijn eigen hersenspinsels, maar benieuwd naar andermans ideeen hierover.